top of page
IMG_1434.JPG

Verzetsvrouwen onderzoek

Drie jaar geleden begonnen we ons onderzoek naar Nederlandse verzetsvrouwen in de Tweede Wereldoorlog. Op 3 april 2025 verschijnt ons boek Verzetsvrouwen. Een onderbelichte geschiedenis. Hierin reconstrueren we het leven van tien verzetsvrouwen zo volledig mogelijk, inclusief het illegale netwerk waarin ze opereerden.

Achterin het boek staat een verdiepende personenlijst van vrouwen die in de hoofdstukken als bijfiguren naar voren komen. Op deze pagina breiden we deze lijst verder uit met verzetsvrouwen uit ons onderzoek, dat oorspronkelijk begon met een lijst van zo’n vijfhonderd namen. We willen deze vrouwen graag in de schijnwerpers zetten. Hoewel deze lijst niet uitputtend is, vormt zij een waardevol vertrekpunt voor verder onderzoek naar de cruciale rol die vrouwen speelden in het verzet. De auteursrechten op deze lijst berusten bij Van Gisteren. Gebruik ervan is toegestaan met bronvermelding.

Emma Agatha (Emmy) Ter Haar (1913-2009)

Vlak voordat Hebe Kohlbrugge in Zwitserland aankwam, had Wim Visser ’t Hooft de Belgisch-Nederlandse verpleegster Emmy ter Haar uit Davos bereid gevonden om met de trein van Genève naar Nederland te reizen. Daar moest ze materiaal uit Londen afleveren en contacten leggen. In een enquête die ze eind jaren zeventig invulde voor het onderzoek naar de in de inleiding genoemde scriptie Kinderwagens en Korsetten, schreef ze: ‘In 1942 ging ik met een regeringsopdracht naar Nederland en bracht de eerste film van Vrij Nederland naar Zwitserland.’ In dezelfde enquête vermeldde ze dat ze in 1941 in Den Haag verbleef, waar ze illegale lectuur verspreidde.

Johanna Elisabeth (Els) Boon (1916-2004)

In de lente van 1944 kwam Hebe Kohlbrugge in contact met Els Boon, die toen al jaren actief was in de illegaliteit. Eind 1940 raakte ze in Leiden betrokken bij het studentenverzet en onderhield ze contacten met verzetsmensen zoals Gerrit Kastein en Vic Swane. Vanaf 1942 hielp ze joodse onderduikers en was ze betrokken bij de Escape-line voor piloten en verzetsleden die naar Engeland wilden vluchten. Na verraad werd ze opgepakt, maar ontsnapte tijdens transport naar Kamp Vught. In 1946 speelde ze mee in een door studenten zelf geproduceerde film over het studentenverzet.

Trien de Haan-Zwagerman (1891-1986)

Feministe en socialiste Trien de Haan was een van de eerste Nederlandse vrouwen die in 1942 in Ravensbrück aankwamen. Haar leven is vastgelegd in de biografie Kom vrouwen, aangepakt! van Bart Lankester. Actief in de arbeidersbeweging, sloot ze zich met haar man aan bij de antistalinistische Revolutionair-Socialistische Partij (rsp), die tijdens de oorlog het Marx-Lenin-Luxemburg-front vormde. Na verraad in 1942 werden de mannelijke leiders geëxecuteerd en werd Trien gedeporteerd naar Ravensbrück. Daar schreef ze gedichten om de ellende te verwerken. Na de oorlog bleef Trien actief, richtte een Pacifistisch Socialistische Partij (psp)-afdeling op in Hoorn en zat in het hoofdbestuur van de nvsh. Helaas werd haar aanvraag voor een verzetspensioen afgewezen, ondanks haar verzetswerk en daardoor veroorzaakt lijden.

Tertia de Mesquita Bueno-Kolthoff (1913-1990)

Het verhaal van het joodse echtpaar Tertia en Nol Bueno de Mesquita-Kolthoff is vastgelegd in de biografie van historicus Ben Braber, Waren mijn ogen een bron van tranen. Een joods echtpaar in het verzet. Tertia en Nol sloten zich aan bij de groep Oosteinde/Van Dien en boden onderdak aan joodse onderduikers. Dankzij een waarschuwing van Krijn Breur konden ze op tijd zelf onderduiken. In de documentaire Moeder, wat deed je in de oorlog? (1980) vertelt Tertia hoe ze tijdens de bezetting zwanger naar de Haarlemse Beatrix Kliniek ging, waar het echtpaar Becker joodse vrouwen illegaal hielp bij bevallingen. Tertia bracht er haar tweede dochter, Marjan, ter wereld. Haar oudste dochter, Ruth, was al ondergedoken. Ook Marjan werd na de bevalling afgestaan aan een ‘oorlogspleegmoeder’. Na de oorlog scheidden Tertia en Nol, hertrouwden en kregen elk meer kinderen. De band met Ruth en Marjan bleef moeilijk.

Geertruida Maria (Truus) van Gilse-van Everdingen (1911-1998) en Maria Johanna van Everdingen (1913-1985)

Truus en haar man, de oud-Spanjestrijder Janrik van Gilse, waren vrienden van Aat en Krijn Breur en ze bewogen zich in dezelfde verzetskringen. Ook Truus’ zusje, Maria van Everdingen, was nauw betrokken bij het verzet. Beide zussen sloten zich aan bij het Amsterdamse verzetsnetwerk cs-6. Foto’s van hen verschenen in een door de sd opgesteld politierapport, waarna de zussen werden gearresteerd. Truus werd in 1944 door Janrik uit het Huis van Bewaring in Arnhem bevrijd, terwijl Maria werd gedeporteerd naar Kamp Vught. In 1988, kort na Maria’s overlijden, werd een prachtig artikel in De Groene Amsterdammer van haar hand gepubliceerd waarin ze haar ervaringen als Weense studente tijdens de Anschluss in 1938 beschreef.

Sietje (Siet) Gravendaal-Tammens (1914-2014)

Voor de Groningse onderwijzeres Siet Gravendaal-Tammens voelde verzet als een tweede natuur. Als enige vrouw in de Groningse Top besloot ze mee over overvallen en liquidaties. Na verraad werd ze in 1944 gearresteerd en kreeg de doodstraf, maar die werd nooit voltrokken. Via Kamp Vught belandde ze op het Duitse eiland Borkum, waar ze gruwelijk werd verkracht door een Duitse bewaker. Tot haar grote verdriet kon ze daarna geen kinderen krijgen. De naoorlogse samenleving viel haar tegen en ze vertrok naar Curaçao om les te geven. In de jaren zestig keerde ze terug naar Nederland, gedreven door heimwee naar Groningen. In 2000 schreef ze, op aandringen van het Verzetsmuseum, haar levensverhaal op: ‘Als mijn verhaal anderen aanspoort zich tegen discriminatie te verzetten, is dat reden genoeg om het te vertellen.’ In 2012 deelde ze in het tv-programma Andere Tijden haar zorgen over de intolerante tijdgeest en sloot af met de woorden: ‘Onrecht. Nee. Discriminatie. Nee. Racisme. Nee. Blijf waakzaam.’

bottom of page