top of page
IMG_1434.JPG

Verzetsvrouwen onderzoek

Drie jaar geleden begonnen we ons onderzoek naar Nederlandse verzetsvrouwen in de Tweede Wereldoorlog. Op 3 april 2025 verschijnt ons boek Verzetsvrouwen. Een onderbelichte geschiedenis. Hierin reconstrueren we het leven van tien verzetsvrouwen zo volledig mogelijk, inclusief het illegale netwerk waarin ze opereerden.

Achterin het boek staat een verdiepende personenlijst van vrouwen die in de hoofdstukken als bijfiguren naar voren komen. Op deze pagina breiden we deze lijst verder uit met verzetsvrouwen uit ons onderzoek, dat oorspronkelijk begon met een lijst van zo’n vijfhonderd namen. We willen deze vrouwen graag in de schijnwerpers zetten. Hoewel deze lijst niet uitputtend is, vormt zij een waardevol vertrekpunt voor verder onderzoek naar de cruciale rol die vrouwen speelden in het verzet. De auteursrechten op deze lijst berusten bij Van Gisteren. Gebruik ervan is toegestaan met bronvermelding.

Jantina Henderika (Tine) van Klooster (1894-1945) en Johanna Jacoba (Koos) Schregardus (1897-1976)

Tijdens ons onderzoek stuitten we op een bijzonder queer verhaal: Tine van Klooster en haar partner Koos Schregardus richtten in 1926 de uitgeverij De Spieghel in Amsterdam op. Ze publiceerden werken van vrouwelijke promovendi, romans, essays, en boeken en tijdschriften over onder andere kunst, geschiedenis, natuur en sport. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, weigerden beiden lid te worden van de Kultuurkamer en raakten betrokken bij het kunstenaarsverzet. Ze werkten samen met Gerrit van der Veen, maar werden uiteindelijk verraden. Tine werd gedeporteerd naar Ravensbrück, waar ze in 1945 aan uitputting en ziekte overleed. Koos overleefde de oorlog, herstartte na de bevrijding de uitgeverij samen met verzetskameraad Helena Suzanna (Suzy) van Hall, die tegelijkertijd met Tine was gearresteerd en Ravensbrück en een dodenmars wist te overleven. Koos en Suzy waren na de oorlog betrokken bij de oprichting van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. Na de verkoop van de uitgeverij in 1954 verhuisde het tweetal naar Frankrijk, waar Koos in 1976 overleed en Suzy twee jaar later. Inge de Wilde publiceerde in 2005 al een boek over het tweetal: Uitgeverij De Spieghel. Over de uitgeefsters Tine van Klooster en Koos Schregardus.

Frieda Belinfante (1904-1995)

Frieda Belinfante was voor de oorlog de eerste vrouwelijke dirigent van Nederland en ging als openlijk lesbienne haar eigen weg. Tijdens de bezetting ging ze als vanzelfsprekend in verzet en sloot zich aan bij de Persoonsbewijzencentrale, later ook bij de Groep 2000. Ze speelde een belangrijke rol in de voorbereiding van de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister in 1943. Ondanks haar afwezigheid bij de aanslag zelf werd ze door de Duitsers gezocht, waarna ze besloot naar Zwitserland te vluchten. Na haar terugkeer in het bevrijde Nederland vertrok ze gedesillusioneerd naar Amerika. Daar bouwde ze een nieuw leven op en bleef ze zichzelf trouw: ‘Wat maakt het uit of je vrouw, man, homo of hetero bent? Het gaat om wat je met je leven doet.’ Haar sprankelende levensverhaal werd vastgelegd door Toni Boumans in de tv-documentaire Maar ik was een meisje (1999) en de biografie Een schitterend vergeten leven (2015).

Hillegonda Adriana (Hilda) Bergsma (1916-1998)


Victor van Haeren, de zoon van Jos van Haeren (zie hoofdstuk Puck de Jong), wees ons op de Nijmeegse Hilda Bergsma, met wie Jos tijdens de oorlog samenwerkte. In september 1944 meldde Hilda zich als vrijwilliger voor de Britse geheime dienst kp-6 en werd ze lid van het trio geheim agenten ‘Three Witches’. Ze beschouwde de tien maanden in het verzet als de gelukkigste van haar leven en ontving verschillende hoge onderscheidingen, waaronder in 1948 de Bronzen Leeuw. In het besluit van haar onderscheiding staat: ‘Ze vloog 170 uren in een laagvliegend vliegtuig boven bezet gebied en zorgde ervoor dat overlevenden van luchtoperaties naar bevrijd gebied werden gebracht, terwijl ze waardevolle inlichtingen verstrekte.’ Na de oorlog werkte Hilda undercover voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst in Bern en Wenen. Ze overleed in 1998 in Velp.

Elly Soumokil (1911-?)

De rol van Elly, de vrouw van pi-leider Setyadjit, blijft onbekend, maar Evy Poetiray herinnert zich in een interview een bijzondere ervaring. Samen fietsten ze naar Leiden voor het afscheid van Irawan Soejono. Elly, net moeder geworden, liet haar drie maanden oude baby tijdelijk achter bij een nicht in het Wilhelmina Gasthuis. In Oegstgeest vonden ze onderdak bij Juju Soetanandika, die voor onderduikers zorgde. Elly wilde kolven, maar Juju gebruikte de melk in de koffie van de jongens. Toen de melk ineens niet meer beschikbaar was, grapte Juju: ‘Onze melkkoe is terug naar Amsterdam.’ Na de oorlog was Elly nog te zien in een bevrijdingsoptocht met haar man, maar wat er daarna van haar is geworden, weten we niet.

Juju Soetanandika

Evy Poetiray is wellicht de bekendste vrouw uit het Indonesische verzet in Nederland, maar zij was zeker niet de enige. Hoewel sommige namen wel bekend zijn, ontbreekt het vaak aan gedetailleerde informatie. Zo weten we bijvoorbeeld van de verpleegster Juju Soetanandika alleen dat zij haar ondergrondse activiteiten begon vanuit het ziekenhuis in Utrecht, waar zij werkte voor de Perhimpunan Indonesia (pi). Later zette zij haar verzetswerk voort in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Daar kwam zij in contact met pi-leider Satyajit, die haar vertelde dat er in haar ziekenhuis een veroordeelde verzetsstrijder gevangen zat. Met gevaar voor haar eigen leven hielp Juju hem ontsnappen. Daarnaast zorgde zij voor de voedselvoorziening en verleende zij verpleging aan Indonesische studenten die in de oorlogsjaren hulp nodig hadden.

Elisabeth (Betty) Bergen (1905-1983)

In het hoofdstuk over Evy Poetiray wordt besproken dat als gevolg van de eurocentrische blik op het verzet veel verzetsstrijders uit voormalige koloniën, zoals de Surinaamse Elisabeth ‘Betty’ Bergen, over het hoofd werden gezien. Betty, dochter van een joodse plantagehouder en zijn huishoudster, emigreerde na haar opleiding naar Amsterdam, waar ze als verpleegster werkte. Na de dood van haar man bood ze onderdak aan negen joodse onderduikers. Na verraad werd ze door de SD gearresteerd, via Vught naar Ravensbrück gedeporteerd en werkte ze in het Agfacommando (camera onderdelen, destijds onderdeel van IG Farben, wapenproductie) in Dachau. Decennia later deelde ze haar verhaal met haar nicht Michal Maike Bergen, die het optekende in Tante Betty (2023). In 2022 werd Betty uitgelicht in de tv-serie Vergeten Helden. Ons onderzoek werd verder geholpen door Betty’s achternicht, Marlous Smit jr., die haar illegale werk onderzoekt.

bottom of page