top of page
IMG_1434.JPG

Verzetsvrouwen onderzoek

Drie jaar geleden begonnen we ons onderzoek naar Nederlandse verzetsvrouwen in de Tweede Wereldoorlog. Op 3 april 2025 verschijnt ons boek Verzetsvrouwen. Een onderbelichte geschiedenis. Hierin reconstrueren we het leven van tien verzetsvrouwen zo volledig mogelijk, inclusief het illegale netwerk waarin ze opereerden.

Achterin het boek staat een verdiepende personenlijst van vrouwen die in de hoofdstukken als bijfiguren naar voren komen. Op deze pagina breiden we deze lijst verder uit met verzetsvrouwen uit ons onderzoek, dat oorspronkelijk begon met een lijst van zo’n vijfhonderd namen. We willen deze vrouwen graag in de schijnwerpers zetten. Hoewel deze lijst niet uitputtend is, vormt zij een waardevol vertrekpunt voor verder onderzoek naar de cruciale rol die vrouwen speelden in het verzet. De auteursrechten op deze lijst berusten bij Van Gisteren. Gebruik ervan is toegestaan met bronvermelding.

Tertia de Mesquita Bueno-Kolthoff (1913-1990)

Het verhaal van het joodse echtpaar Tertia en Nol Bueno de Mesquita-Kolthoff is vastgelegd in de biografie van historicus Ben Braber, Waren mijn ogen een bron van tranen. Een joods echtpaar in het verzet. Tertia en Nol sloten zich aan bij de groep Oosteinde/Van Dien en boden onderdak aan joodse onderduikers. Dankzij een waarschuwing van Krijn Breur konden ze op tijd zelf onderduiken. In de documentaire Moeder, wat deed je in de oorlog? (1980) vertelt Tertia hoe ze tijdens de bezetting zwanger naar de Haarlemse Beatrix Kliniek ging, waar het echtpaar Becker joodse vrouwen illegaal hielp bij bevallingen. Tertia bracht er haar tweede dochter, Marjan, ter wereld. Haar oudste dochter, Ruth, was al ondergedoken. Ook Marjan werd na de bevalling afgestaan aan een ‘oorlogspleegmoeder’. Na de oorlog scheidden Tertia en Nol, hertrouwden en kregen elk meer kinderen. De band met Ruth en Marjan bleef moeilijk.

Neeltje (Toby) Vos (1918-2019)

Toby Vos was een Nederlandse striptekenaar, illustrator en verzetsstrijder. Tijdens de bezetting werkte ze voor de Parool-groep en vervalste persoonsbewijzen in haar woning in de Jordaan. Tijdens ons onderzoek begrepen we via haar familie dat ze deze ontving van Erna Kropveld, met wie ze samenwerkte in het verzet. Na de oorlog kreeg Toby twee zoons met de broer van Erna. Vanaf 1944 begon ze kleurrijke geïllustreerde dagboeken bij te houden, waarin ze haar ervaringen vastlegde van de Hongerwinter tot de bevrijding. Een van haar bekendste tekeningen toont de Schietpartij op de Dam op 7 mei 1945. Haar dagboeken maken deel uit van het project Amsterdam Diaries Time Machine, waarmee het verleden van Amsterdamse vrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog tot leven wordt gebracht. Lees hier meer.

Gré Becker-Janssen (1905-1987)

Tijdens ons onderzoek werden we gewezen op het werk van journalist Hans Becker. Hij deed grondig onderzoek naar de Beatrixkliniek in Haarlem, de kraamkliniek van zijn ouders Wilhelm Becker en Gré Becker-Janssen, die van 1937 tot 1958 actief was. Het is inmiddels vastgesteld dat Wilhelm en Gré tijdens de bezetting meer dan 40 joden en verzetsstrijders in hun kliniek verborgen hielden, waaronder zeventien joodse vrouwen die daar bevielen van hun kinderen. Ook kwamen wij in ons onderzoek een hartverscheurende getuigenis tegen van de joodse Tertia de Mesquita Bueno-Kolthoff (zie haar bio), die daar moest bevallen. Dit is een bijzonder, vaak onverteld verhaal over hoe joodse vrouwen in de oorlog moesten bevallen, en het onderzoek van Becker werpt meer licht op deze indrukwekkende geschiedenis. zie ook www.hansbecker.nl

Meinarda (Narda) van Terwisga (1919-1997)

Meinarda ‘Narda’ van Terwisga was een belangrijke verzetsleider en stond aan het roer van de verzetsgroep ‘Groep Narda’, die vanaf 1943 actief was in Apeldoorn. De groep was betrokken bij hulp aan joden en onderduikers, pilotenhulp en het bezorgen van persoonsbewijzen en distributiebonnen. De groep bestond naast Narda uitsluitend uit mannen. Naast haar verzetswerk had ze een bedrijf waar ze mensen opleidde in stenografie en machineschrijven. Ze werkte samen met de Amsterdamse boekhouder Willem l’Ecluse, die voor de Nederlandse Arbeidsdienst werkte en op haar verzoek namen uit de administratie verwijderde. Hij verraadde de groep, die vervolgens werd opgerold. Op 2 oktober 1944 werden zes verzetsleden en twee vliegers gefusilleerd. Narda en Juliana Bitter-van der Noordaa (de moeder van een van de verzetsmannen die wist te ontkomen) werden naar Kamp Ravensbrück gedeporteerd, waar Juliana overleed. Narda werd bevrijd en naar Zweden gebracht, maar de trauma’s van haar gevangenschap bleven haar leven lang achtervolgen. Ze ontving onder meer de Amerikaanse Medal of Freedom en de Bronzen Leeuw voor haar moedige inzet.

Johanna Maria Poels- Emonts (1885-1948)

Tijdens ons onderzoek stuitten we op het verhaal van  Johanna Maria Poels-Egmonts, beter bekend als, ‘Moeder Poels’, die deel uitmaakte van de verzetsgroep in de Peel, nabij America in Noord-Limburg. Op haar boerderij ‘de zwarte plak’ bood ze onderdak aan joden en Britse piloten. Dit leidde ertoe dat de bewoners van De Zwarte Plak steeds meer betrokken raakten bij de activiteiten van de Raad van Verzet in Deurne. Volgens Het Parool uit 1948 waagde Moeder Poels herhaaldelijk haar leven door geallieerde piloten, onderduikers en vervolgden in veiligheid te brengen. Haar man, Jacob Poels, werd in 1944 door de nazi’s vermoord. Moeder Poels werd voor haar moed onderscheiden met de Medal of Freedom. In het Museum Oorlog in de Peel is haar naaimachine te zien, waarmee ze blauwe overalls maakte voor de ondergedoken piloten op De Zwarte Plak.

Mirjam Pinkhof-Waterman (1916-2011)

Mirjam Pinkhof-Waterman was een joodse onderwijzeres die zich tijdens de oorlog aansloot bij de ‘Groep Westerweel’, een verzetsgroep die 320 jonge joodse zionistische pioniers redde van deportatie. Zeventig van deze kinderen bereikten gedurende de oorlog via Frankrijk en Spanje Palestina. In 1944 werden Mirjam en haar toekomstige man Menachem Pinkhof verraden en via Westerbork gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Na hun bevrijding door de Russen in 1945 keerden ze terug naar Nederland, trouwden en werkten actief mee aan de heroprichting van de zionistische pioniersbeweging. In 1946 emigreerden ze naar Palestina, waar Mirjam eind jaren tachtig het initiatief nam voor de totstandkoming van een archief en een permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Nederlandse joden in het in 1949 opgerichte Israëlische Ghetto Fighters’ House. Het museum belicht het joodse leven in de twintigste eeuw, met speciale aandacht voor het verzet door joden tijdens de oorlog.

bottom of page